Nederland staat voor uitdagingen die allemaal impact hebben op de inrichting van onze fysieke leefomgeving. Digital twins kunnen helpen om deze vraagstukken integraal in beeld te brengen en zelfs gaan fungeren als virtuele proeftuinen om de impact van mogelijke ingrepen in de werkelijkheid door te rekenen en te visualiseren.
Wat zijn zoal de vraagstukken die een nieuw beroep doen op de inrichting van Nederland?
Klimaatadaptatie
De klimaatverandering heeft grote impact op onze fysieke leefomgeving, en dat geldt zowel voor klimaatmitigatie als klimaatadaptatie. De afspraak in ‘Parijs’ om de mondiale temperatuurstijging tot 2050 te beperken tot 2 graden en te streven naar 1,5 graad betekent dat iedereen haar bijdrage moet leveren. Waar klimaatverandering tot voor kort een ‘ver van mijn bed’ show was, zien we nu al de gevolgen van klimaatverandering, zoals het vaker optreden van weerextremen als wateroverlast door hevige regenval en hittestress in steden. De consequentie is dat op korte termijn ingrijpende maatregelen nodig zijn. De Rijksoverheid heeft haar doelen, maatregelen en opvolging daarvan, vastgelegd in de Klimaatwet en het Klimaatplan 2021-2030. De implementatie daarvan wordt gevolgd via monitoring. De maatregelen die worden genomen staan niet alleen onder (neerwaartse en opwaartse) druk van alle direct belanghebbenden, maar ook vanuit de instituties. Het pad naar de doelen van het Parijsakkoord wordt met name door de Europese Green Deal beïnvloed en dat heeft ook in ons land zijn repercussies. Dynamiek is er ook vanuit de technologie: voortdurende ontwikkelingen noodzaken het voortdurend opnieuw modelleren van klimaatscenario’s en die leiden ook tot nieuwe inzichten. De gevolgen van klimaatverandering komen in vrijwel alle opgaven op één of andere wijze terug. Enerzijds gaat het dan om het tegengaan van de klimaatverandering door bijvoorbeeld minder CO2-uitstoot dankzij de energietransitie, verduurzaming van de woningvoorraad en maatregelen in de landbouw. Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie adresseert dat. Anderzijds gaat het om beperking van de overlast door rekening te houden wateroverlast en hittestress in de woningopgave en in de vervangingsopgave voor infrastructuur.
Meer informatie en referenties
Veel informatie over klimaatverandering, van beleid tot uitvoeringsprogramma’s, biedt de Klimaatwijzer van de overheid. De gevolgen van klimaatverandering voor de fysieke leefomgeving zijn beschreven in de NOVI beschreven in Prioriteit 1 (Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, p. 76 vv) en in nationaal belang ‘Waterveiligheid en kimaatbestendigheid’ (p. 57-58). Eén van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen over klimaat is BMH 8 – Klaar voor klimaatverandering.
Energietransitie
Energie is een primaire levensbehoefte, die betrouwbaar, betaalbaar, veilig en schoon moet zijn. Het Klimaatakkoord stelt hoge eisen aan het energiesysteem voor de toekomst: een vermindering van de CO2-uitstoot met 95% ten opzichte van 1990 is een immense opgave. Er moeten dan ook grote stappen worden gemaakt op het gebied van energiebesparing, het verduurzamen van de productie van energie, het aardgasvrij maken van de warmtevoorziening, elektrificeren van de industrie en het fossielvrij maken van de mobiliteit. De energienet-infrastructuur zal al die veranderingen moeten accommoderen, zodat de energievoorziening niet alleen schoon wordt, maar tegelijkertijd ook betrouwbaar, betaalbaar en veilig blijft. Een duurzaam energiesysteem brengt een veel groter ruimtebeslag met zich mee en heeft daarom een grote impact op de fysieke leefomgeving, zowel op zee als op land, en zowel bovengronds (denk aan windmolenparken en zonneweides) als ondergronds (denk aan warmte- en koude buffers en geothermie). Dat beperkt andere ontwikkelingen in landbouw en natuur en ook in de woningopgave die veel ruimte vergen. Bij energietransitie komt veel tezamen op regionaal en lokaal niveau. Dáár vind je de impact op de fysieke leefomgeving van duurzame opwek en van de warmtetransitie. Creativiteit om deze opgaven te combineren met andere opgaven (koppelkansen) is nodig. Het aantal betrokkenen is groot: de vele (stakeholders) tafels bij de totstandkoming van het landelijk Klimaatakkoord zijn ook betrokken bij de regionale besluitvorming in de RESsen.
Referenties en meer informatie
Klimaatverandering en energietransitie zijn sterk aan elkaar gerelateerd; vandaar dat in de Klimaatwijzer van de overheid ook veel is te vinden over energietransitie. De NOVI heeft oog voor omgevingskwaliteit bij de locatiekeuzes, versterking van infrastructuur en inpassing van duurzame energie in de omgeving (Beleidskeuze 1.2 – 1.4, p. 79-89) en de energievoorziening is in de NOVI één van de beschreven nationale belangen met een rol voor het Rijk (p. 55-56). Het Nationaal Programma RES (Regionale EnergieStrategie) geeft invulling aan energie-opgaven op regionaal niveau en aspecten van de fysieke leefomgeving zijn ook door NP RES beschreven.
Diverse rapporten van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Lri) hebben betrekking op de energievoorziening: een CO2-arme warmtevoorziening (2018), de (cyber-)betrouwbaarheid van de stroomvoorziening 2018), Groen uit de (corona-)crisis (2020) en Digitaal Duurzaam (2021). De laatstgenoemde twee rapporten hebben overigens betrekking op duurzaamheid in ruime zin, breder dan energie.
Landbouwtransitie
Landbouw, tuinbouw en veeteelt staan voor grote veranderingen onder invloed van de stikstofproblematiek, het zoeken naar evenwicht tussen economische activiteiten enerzijds en landschap en natuur, de roep om verbetering van de biodiversiteit en de combinatie met een gezonde leefomgeving anderzijds. De voortdurende verandering in de voedselketen, zoals het gebruik van meer duurzame grondstoffen, een diervriendelijker veeteelt, en het streven naar circulariteit spelen mee aan de productiezijde. Hierbij moeten ook nog de consequenties van klimaatverandering en energietransitie (windparken, zonneweides), het dilemma van grondwaterstand versus bodemdaling in de veenweidegebieden, de behoefte aan waterveiligheid en het waarborgen van schoon drinkwater in acht worden genomen. De aandacht hiervoor bij beleidsmakers blijkt onder andere uit het inzetten op kringlooplandbouw. Maar oplossingen voor de lange termijn zijn vaak moeilijk haalbaar aangezien de economische vitaliteit van de sector op korte termijn een noodzakelijke voorwaarde is. In het landelijk gebied komt dus heel veel samen en daar ontstaat grote druk vanuit verschillende opgaven. Bovendien is de situatie per regio verschillend. Niet alleen qua fysieke leefomgeving, maar ook qua identiteit en configuratie van belangen. Juist op dat regionale niveau worden door maatschappelijke partijen claims op de ruimte gelegd.
Referenties en meer informatie
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied is Prioriteit 4 van de NOVI (p. 135 vv.), en ook zijn de daarin genoemde beschrijvingen van de nationale belangen inzake voedsel- en agroproductie, erfgoed en landschappelijke kwaliteit, natuur & biodiversiteit en visserij voor deze opgave relevant (p. 60-64). Het voedselaspect van deze opgave is ook beschreven in BMH 10 – Duurzamer voedselsysteem. RLi heeft ook hierover enkele relevante rapporten opgeleverd: Boeren met toekomst (2021), De bodem bereikt?! (over duurzaamheid van rurale gebieden. 2020), Bodemdaling in veenweidegebieden (2020), Europees landbouwbeleid, Inzetten op kringlooplandbouw (2019) en Duurzaam en gezond, Samen naar een houdbaar voedselsysteem (2018) en Verbindend landschap (2016).
Woningbouwopgave
De woningvoorraad sluit op dit moment niet goed aan bij de woningbehoefte. In verschillende levensfasen en gezinssituaties is de behoefte verschillend. Het gaat hierbij om zowel de kwaliteit van de woning als die van de woonomgeving: een woning die op maat is, gezond, duurzaam, de juiste woonkosten met zich meebrengt, goed bereikbaar is en een woonomgeving die prettig en leefbaar is.
Om aan deze behoefte tegemoet te komen is groei en aanpassing van de woningvoorraad noodzakelijk. Tot 2035 moeten er 1 miljoen woningen worden bijgebouwd . Naast vergroting van de voorraad is er ook een enorme opgave om de bestaande voorraad aan te passen. Deze moet immers in 2050 CO2-arm zijn. Bovendien hebben regio’s te kampen met specifieke problemen ten gevolge van krimp en vergrijzing die ook om regio-specifieke oplossingen vragen. Ook de woningopgave vraagt dus om een integrale visie. Er ligt een relatie met de andere genoemde opgaven en domeinen. Zo vraagt de klimaatverandering om hittebestendige leefomgevingen en ruimte voor waterberging, en strijdt de energietransitie met de woningbouw om benutting van de openbare ruimte. De effecten van deze opgaven varieert sterk van karakter over het land, want stedelijke gebieden maken een andere ontwikkeling door dan de landelijke gebieden.
Referenties en meer informatie
De NOVI (p.51-52) geeft ‘Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften’ aan als één van de nationale belangen, en ook is dit onderwerp van BMH 7 – Ruimte voor wonen.
Het beleid en de planvorming inzake de woningvoorraad is sterk in beweging: Minister Ollongren beschrijft in haar kamerbrief van 5 oktober 2021 de ontwikkelingen, de inspanningen van het kabinet en de bouwstenen voor verhoging van de productie.
Vervangingsopgave infrastructuur
Veel boven- en ondergrondse bouwwerken in weg- en waterbouw zijn tot stand gekomen in de jaren zestig en zeventig. Er is sprake van achterstallig onderhoud en dat betekent een enorme opgave in de komende jaren, van de vervanging van rioleringen tot vernieuwing van kunstwerken. Het achterstallig onderhoud van de Nederlandse infrastructuur is een actueel probleem. De lijst met stremmingen, storingen en calamiteiten groeit. Denk aan:
- stremmingen bij diverse sluizencomplexen, waardoor de binnenvaart en pleziervaart stremt;
- storingen van bruggen of bruggen die buiten werking worden gesteld, waardoor het verkeer vastloopt;
- diverse tijdelijke maatregelen in afwachting van renovatie om verslechtering te voorkomen,
- in steden zijn de afgelopen jaren kademuren ingestort;
- steden staan voor vervangingsopgave rioleringenstelsel.
Tegelijkertijd levert vervanging van infrastructuur kansen op: veel infrastructuur bevat sensoren, waardoor de monitoring van kunstwerken veel efficiënter wordt en de meetresultaten ook voor andere doeleinden ingezet kunnen worden.
In een dichtbevolkt land heeft het al dan niet uitvoeren van onderhoud grote maatschappelijke consequenties. Denk aan het belang van mobiliteit, de bereikbaarheid van steden en landelijke gebieden, de consequenties voor economie en leefomgeving, de gevolgen van klimaatverandering en de mogelijkheden om de infrastructuur te verbinden met de uitdagingen van de energietransitie. Ook speelt mee dat de doorlooptijd van grote projecten vele jaren kan duren (bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn of de Zuiderzeespoorlijn). Besluitvormingsprocessen zijn ingewikkeld doordat de vervanging en inrichting van de infrastructuur plaats vindt in een leefomgeving, die al wordt uitgedaagd door veel andere opgaven en waardoor een breed scala aan stakeholders van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties betrokken zijn.
Referenties en meer informatie
Infrastructuur heeft veel impact op de omgeving, vandaar dat de NOVI hier in verschillende nationale belangen aandacht aan geeft: over het mobiliteitssysteem (de duurzaamheid, de hoofdinfrastructuur, p. 52-54), de hoofdinfra van buisleidingen (p.56) en de waterinfrastructuur (veiligheid en drinkwater, p. 57-59). Brede Maatschappelijke Heroverwegingen nummer 12 heeft Toekomstbestendige mobiliteit als onderwerp.
De Europese 'green deal'
De Europese Green Deal is een nieuwe groeistrategie, die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal maakt integraal deel uit van de strategie van de Commissie om de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties te verwezenlijken.
De Green Deal is het programma van de Commissie Von der Leyen om klimaatverandering tegen te gaan. Met deze Green Deal moet Europa het eerste klimaat-neutrale continent worden: voor 2050 dient de Europese Unie niet meer bij te dragen aan de opwarming van de aarde door de uitstoot van broeikasgassen. Om Europa voor 2050 klimaatneutraal te maken, is er een routekaart uitgestippeld met een hele reeks aan wetgeving en maatregelen. De Europese Green Deal bestrijkt alle sectoren van de economie, met name vervoer, energie, landbouw en gebouwen.
In de onderstaande figuur is de Green Deal weergegeven zijnde de transitie van de Europese economie naar een duurzame toekomst (zie figuur 1).
Figuur 1 Doelstellingen Green Deal
Acht groene hoofddoelstellingen zijn geformuleerd om dit mogelijk te maken:
1. Het verhogen van het EU-ambitieniveau aangaande het klimaat in 2030 en 2050;
2. Zorgen voor schone, veilige en betaalbare energie;
3. Een schone en circulaire economie (bedrijfsleven);
4. Op energie- en hulpbronnen-efficiënte wijze bouwen en renoveren;
5. Vervuiling terugbrengen naar nul (gifvrij milieu);
6. Behoud en herstel van ecosystemen en biodiversiteit;
7. Een eerlijk, gezond en milieuvriendelijke voedselsysteem (van boer-tot bord);
8. Het versnellen van slimme en duurzame mobiliteit.
Deze doelstellingen raken ook de Nederlandse maatschappelijk opgaven. Onderzoek en innovatie worden als de belangrijke enablers gezien om de ambitieuze doelstellingen te halen. Een rechtvaardige transitie, waarin niemand achterblijft, is daarbij kaderstellend.
Om de doelstellingen te halen zijn grote investeringen nodig. Jaarlijks zal er naar schatting 260 miljard euro extra geïnvesteerd moeten worden. Het zal een grote uitdaging worden om alle lidstaten hierin mee te krijgen, zowel qua inhoud van de maatregelen, als de bekostiging. De Commissie heeft daarvoor, als onderdeel van de Green Deal, al diverse beleidsstrategieën gepresenteerd in cruciale sectoren, zoals de boer-tot-bord-strategie (landbouw) en biodiversiteitsstrategie (milieu). Daarbij gaan groen en digitalisering hand-in-hand.
Referenties en meer informatie
De plannen van de Europese Commissie zijn terug te vinden in diverse documenten, m.n. de Agenda for Europe 2019-2024, de Green Deal (2019), Digital Europe Programme.
De duurzame ontwikkelingsdoelen
De duurzame ontwikkelingsdoelen of Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn zeventien doelen, die moeten leiden tot een betere wereld in 2030. De SDG’s van de de Verenigde Naties (VN) zijn overeengekomen door de aangesloten landen, waaronder Nederland. De duurzame ontwikkelingsdoelen (voorheen de millenniumdoelen) een mondiaal geadopteerd als gids voor de wereldwijde uitdagingen als armoede, onderwijs, de klimaatcrisis, de waterveiligheid, biodiversiteit, rechtstaat, onderwijs, gezondheid en sociale inclusie. Achter de zeventien doelen (zie figuur 1) zitten 169 targets, die maken doelen concreter maken. Ook Nederland wil voldoen aan de duurzame ontwikkelingsdoelen. Door met de huidige generatie te werken aan de transformatie naar een wereld met meer welvaart en minder ongelijkheid waarin duurzaamheid, biodiversiteit en het klimaat worden beschermd en verbeterd. Met internationale doelen en targets maken we duurzaamheid concreet, meetbaar en urgent in een totaalpakket: “zonder gezonde planeet geen gezonde mensen, zonder inclusief onderwijs geen gelijkheid” .
Figuur 1 - De 17 duurzame ontwikkelingsdoelen
Duurzame ontwikkelingsdoelen kunnen mede richtinggevend zijn voor de maatschappelijke opgaven en de inrichting van Nederland.
Referenties en meer informatie