Tijdens de INSPIRE conferentie in Edinburgh in juni 2011 vielen de presentaties van de Britse delegaties op door enerzijds hun focus op de gebruikerszijde en anderzijds de wijze waarop zij de implementatie van de INSPIRE-richtlijn organiseren. Precies de twee onderdelen waar wij in Nederland nu ook snel mee aan de slag willen. Maar ook het succesvolle Engelse open data beleid is interessant, zowel in het kader van INSPIRE als voor de ministeries van BZK en EL&I, die vorm geven aan het open data beleid in Nederland. Reden voor het Ministerie van IenM en Geonovum om een werkbezoek te organiseren en gezamenlijk een kijkje in de Britse keuken te nemen. Een sfeerverslag...
In the Nobel House
Op woensdagochtend 11 uur stond een bus klaar op London City Airport om de negentien deelnemers van de Nederlandse delegatie naar the Nobel House in Westminster te brengen, naar DEFRA, the Department of the Environment, Food and Rural Affairs. Aan de delegatie namen vertegenwoordigers van de ministeries van IenM, BZK en EL&I, Geonovum, TNO, Kadaster en IPO deel. We werden daar ontvangen in een statige vergaderzaal, waar we twee dagen lang afwisselend Nederlandse en Britse presentaties hebben uitgewisseld. Tussendoor was enige ruimte voor vragen en discussie. Tijdens het diner op woensdagavond in een Britse pub vonden de Britse en Nederlandse counterparts elkaar en gingen de gesprekken gewoon door. Maar reeds in de bus op de heenweg kregen we onze eerste open data les: de gegevens van de in Engeland recent geïntroduceerde fietsuitleenlocaties zijn direct vrijgegeven, waardoor in korte tijd diverse leuke app’s zijn gebouwd over reistijden, routes met bezienswaardigheden etc.
Nationale context
Onder het motto ‘let’s all be Dutch: frank and open’ startten de inhoudelijke sessies. De UK location strategy is een belangrijk visie- en strategie document, met data, skills en government als kernonderdelen. Een politieke drijfveer in Engeland is vooral de noodzaak van de overheid om transparant te zijn, zodat de burger de overheid kan controleren. De economische waarde van data en informatie wordt als zeer hoog ervaren. Een potentiële toegevoegde waarde aan de Britse economie van 100 miljard pond per jaar wordt genoemd. De UK kent een zeer actieve private sector. Zo werkt de Ordnance Survey samen met 500 partners aan het realiseren van toegevoegde waarde op de data.
Geo-informatie in Nederland kenmerkt zich vooral door integratie in e-government programma’s en het proberen ‘dingen met elkaar te verbinden’. INSPIRE brengt ons dieper in de backoffices van organisaties, waardoor er op termijn ontdubbeld kan worden. Locatie brengt de werelden van geo, cloudcomputing, social networks en ‘the internet of things’ bij elkaar. Hiervoor zijn wel nieuwe coalities nodig.
Waar in Nederland de basisregistraties de kern vormen van de geo-informatie infrastructuur, kent de UK geen centrale registratie van bijvoorbeeld personen, landeigendom etc. Een groot verschil met ons land. Juist het bestaan van basisregistraties in Nederland maakt een efficiënte INSPIRE implementatie mogelijk. Versterkt door de economische recessie worden beide landen genoodzaakt tot een ‘meaner and leaner’ implementatie over te gaan.
De gebruiker aan het stuur
De UK is al verder dan Nederland in het implementeren van een user driven geo informatie infrastructuur. Sinds een half jaar is een gebruikersgroep opgericht, die leidend is in de strategische issues. Ook is georganiseerd dat gebruikers online feedback kunnen geven op datakwaliteit, worden webinars georganiseerd etc. Alhoewel nog vooral theoretisch van aard is een benefit manager actief, die waakt dat de baten van de nationale geo informatie infrastructuur daadwerkelijk worden gerealiseerd. Het belang van informatievoorziening en het gebruik van open data wordt in een vroegtijdig stadium bij besluitvormers onder de aandacht gebracht. Het kenbaar maken van publieke data is van belang voor transparantie, keuzes, verantwoording, economische groei, sociale groei, en verbetering van de publieke dienstverlening.
De Engelsen zijn wel onder de indruk van onze voorbeelden van gebruik, bijvoorbeeld in de precisielandbouw. Voor het inrichten van een gegevensbank met satellietdata door EL&I die vrij gebruikt mag worden, bestaat bewondering. Maar ook de voorbeelden uit de UK zijn indrukwekkend: emergency planning, cutting carbon emission, sustainable environmental management, optimalisatie van de vuilnisophaaldienst en ambulances zijn mooie voorbeelden van de toegevoegde waarde van geo-informatie voor de maatschappij. Wat duidelijk is, is het belang van goede verhalenvertellers, als ambassadeurs van ons werkveld.
Open data ….en meer…
De Engelsen benadrukken het feit dat alleen het zonder belemmerende voorwaarden beschikbaar maken van je data niet genoeg is, je kunt je data niet zo maar over de schutting gooien. Zo worden bijvoorbeeld open data masterclasses georganiseerd en specifieke innovatieprogramma’s opgestart. Ook is aandacht voor het meten van succes van het open data beleid in een open data value project. Blijven helpen en dapper zijn is het credo, kijk niet vreemd op als er opeens veel downloads uit Jemen zijn, en ga gewoon door. Gebruikers willen zo eenvoudig mogelijk toegang, dat is belangrijk. Bijvoorbeeld door het maken van API’s of zoekmogelijkheden via google. Of het beschikbaar stellen van data in allerlei formaten. Duidelijk is dat in beide landen issues met betrekking tot beveiliging en gebruiksbepalingen leidend lijken te blijven.
De UK-regering stelt basis referentiedatasets open om zo de ontwikkeling van bedrijven die waarde toevoegen aan de data te stimuleren. Daartoe zijn een Data Strategy Board en een Public Data Group ingericht. The Public Data Group stelt referentiedatasets van the Met Office, Ordnance Survey, the Land Registry and Companies House gratis beschikbaar.
Op het PSI scorebord doet Nederland het goed, echter de UK staat hier niet bij…. Met 235 open datasets in Nederland en 7500 in de UK is nog een lange weg te gaan voor ons. Nederland heeft nog geen voorbeelden van een ‘killerapp’. Komt de open data dip eraan, of moeten we juist bang zijn voor een gebruiksexplosie? We kunnen leren van dit laatste, bv het vrijgeven van satellietdata in Berlijn. Waar de Britten zich vooral richten op administratieve data en bijvoorbeeld ‘bonnetjes’ openbaar maken, heeft Nederland belangrijke stappen gezet in het open maken van haar geo-data, bijvoorbeeld BAG, Top10 etc.
INSPIRE aanpak
Beide landen kennen een soortgelijke aanpak, gebaseerd op het stimuleren van zelfredzaamheid van dataproviders gecombineerd met het ‘in control zijn’ met betrekking tot de wettelijke deadlines. De aanpak van Engeland met betrekking tot het vormen van themagroepen is interessant: ga op zoek naar een organisatie per thema die al een leidende rol in de informatievoorziening heeft, en geef die een coördinerende rol bij de implementatie van het thema. Vanuit deze gedachte gaat voor annex 3 gekeken worden of met online communities gewerkt kan worden, om de overhead te beperken. De Engelsen zijn vooral geïnteresseerd in de validators die Nederland inzet als middel voor de dataproviders om hun eigen werk te controleren. Beide landen worstelen met zaken die niet duidelijk zijn vanuit de INSPIRE-wetgeving, bijvoorbeeld wat is de definitie van ‘nieuwe of uitgebreid geherstructureerde data’ en ‘andere data’. Kan wel zomaar een verschil van 5 jaar in de deadline betekenen! Wellicht kunnen we elkaar helpen en ook richting de Commissie met voorstellen komen.
Het vervolg
De voorzitters Ray Boguslawski en Ruud Cino, voorzitter van de Nederlandse INSPIRE stuurgroep, concluderen dat we nuttige informatie hebben uitgewisseld, en er ook in de toekomst mogelijkheden zijn tot samenwerking. Voorbeeld hiervan is een gezamenlijke linked data pilot vanuit een INSPIRE usecase en (open!) INSPIRE-data. Reden genoeg om de Britten in de herfst voor een tegenbezoek uit te nodigen. Ook de buurlandendag die Nederland in 2013 organiseert samen met behalve de Engelsen ook de Belgen en Duitsers is een mooie vorm van samenwerking, waarin gezamenlijk nieuwe gebruikers de toegevoegde waarde van INSPIRE in grensoverschrijdende usecases wordt getoond. Milieuproblematiek houdt zich tenslotte niet aan grenzen!