Illegaal transport van mensen, wapens of afval. Autodiefstal en zedendelicten. Criminaliteit stopt niet bij de grens. De politie van België en Nederland werkt steeds vaker samen en wisselt meer informatie uit. De standaardisatie van geo-informatie volgens de Europese richtlijn INSPIRE helpt daarbij.
Politiediensten in diverse landen werken steeds intensiever samen om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden. Daarvoor moeten zij wel diverse soorten informatie met elkaar kunnen uitwisselen, zoals opsporingsinformatie, rechtshulpverzoeken en ook geo-informatie. EU-richtlijn voor geo-informatie vereenvoudigt het combineren van gegevens over de grenzen heen.
Europese geo-informatie
INSPIRE is de afkorting van Infrastructure for Spatial Information in Europe. Het is een EU-richtlijn die ervoor moet zorgen dat alle lidstaten bepaalde geografische thema’s op dezelfde wijze vastleggen. Denk daarbij onder meer aan adressen, vervoersnetwerken, nutsdiensten, bodemgebruik (topografie), bestuurlijke grenzen en kadastrale percelen. In totaal zijn er 34 thema’s benoemd. Zo kunnen instanties geo-informatie uit eigen land en die uit andere EU-landen onderling vergelijken en in combinatie met elkaar gebruiken bij grensoverschrijdende vraagstukken.
Gegevens delen over de grens
Bij politieonderzoeken, rampenbestrijding en grootschalige evenementen is het gebruikelijk om tot een zogenaamd ‘Common Operational Picture’ (COP) te komen. Alle betrokken partijen hebben dan een gemeenschappelijk beeld van het onderhanden zijnde probleem. Bij criminaliteitsbestrijding in de grensstreek tussen België en Nederland zou zo’n COP kunnen worden gemaakt voor gebruik door de politieorganisaties van beide landen. Het COP is dan gebaseerd op zowel Belgische als Nederlandse geo-informatie, maar mogelijk ook op geo-informatie uit andere EU-landen of zelfs daarbuiten. Door de beschikbaarheid van INSPIRE-geogegevens is het nu bijvoorbeeld goed mogelijk om adresgegevens uit zowel België als Nederland te raadplegen en deze aan weerszijden van de grens te koppelen aan locaties van feiten en incidenten. Op die manier is bijvoorbeeld te zien dat een adres in Zelzate (België) slechts op een steenworp afstand ligt van een adres in Sas van Gent (Nederland).
Combineren en analyseren
Aangezien 'geografie' bij feiten en incidenten altijd een rol speelt, is de beschikbaarheid van geo-informatie en geo-analysemiddelen voor de politie, in elk land, onontbeerlijk. Van de INSPIRE-geogegevens kunnen vooral adressen, bestuurlijke grenzen, geografische namen, infrastructuur en luchtfoto's worden gebruikt. Waar mogelijk wordt tevens gebruik gemaakt van Open Data. In bepaalde gevallen zal zelfs een beroep gedaan moeten worden op uitsluitend commercieel verkrijgbare geo-informatie. Politiedata, bijvoorbeeld de locatie van een Plaats Delict, sporen, incident of de gereden route van een voertuig, worden gecombineerd met eerder genoemde geo-informatie. Alles bij elkaar combineert, visualiseert en analyseert de politie in een onderzoek veel (geo)gegevens. Het gaat dan vrijwel altijd over de 7 verhaalelementen: Wie (dader) heeft Wat (toedracht delict), Waar (locatie), Waarmee (middelen), op Welke wijze (modus operandi), Wanneer (moment) en Waarom (motief) gepleegd. Veel van deze geo-informatie is beschikbaar via het webportaal PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart).
Dit artikel is overgenomen uit het blad TerZake van Kadaster