Regeren is vooruitzien. Met dat in gedachten verzocht het GI-Beraad eerder dit jaar aan de ‘Werkgroep Impact Assessment van de Algemene Verordening Gegevensbescherming’ een inschatting te maken van de gevolgen voor het geo-werkveld van deze Europese Verordening, die in 2018 van kracht zal worden.
Voor het beantwoorden van deze vraag heeft de Werkgroep - bestaande uit vertegenwoordigers van het Kadaster, Dataland, BZK, het CBS, IenM, EZ, VNG, RWS en Geonovum – gekeken naar grote verzamelingen geo-informatie die cruciaal zijn voor het goed functioneren van de overheid, zoals: de BRT, de BAG, de BGT en BRO. En dat steeds met als uitgangspunt de rechtmatige uitvoering van overheidstaken.
In haar rapportage concludeert de Werkgroep allereerst dat het merendeel van de wijzigingen in de Algemene Verordening Gegevensbescherming geen specifieke impact zal hebben op de uitvoering in het geo-werkveld. Dit betekent ook dat een aantal vragen die al onder de huidige regelgeving spelen – en dan met name of een geo-gegeven een persoonsgegeven is – niet worden weggenomen.
Tegelijkertijd constateert de Werkgroep dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming waar het het (her) gebruik van geo-data aangaat – voor zover dit persoonsgegevens zijn - ruimte lijkt te bieden voor een nadere invulling door middel van nationale wetgeving. Dit zou de kans kunnen bieden een aantal klemmende vragen en onzekerheden te adresseren.
Hierbij denkt de Werkgroep aan een het opnemen van een bepaling waarbij ‘het doen aan open data’ een wettelijke grondslag is voor iedere volgende rechtmatige verwerking. Dit zou dan vastgelegd kunnen worden in sectorale regelingen zoals de wet op de BAG, de wet BGT en dergelijke. Dit lijkt ook aan te sluiten bij de risk based aproach die Algemene Verordening Gegevensbescherming voorstaat. Dat impliceert dat de bronhouders van genoemde grote geo-basisregistraties, na het maken van een gedegen risico-inschatting en het treffen van de nodige maatregelen, off the hook zouden moeten zijn voor fouten van opvolgende hergebruikers die mogelijk deze data gebruiken voor dingen die niet zouden mogen. Het alternatief is immers dat deze bronhouders tot in de lengte der dagen rekening moet gaan houden met wetsovertredende hergebruikers, waar ze goed beschouwd zich niet tegen kunnen wapenen.
De Werkgroep meent dat we daarmee het beste van twee werelden krijgen: (a) het noopt de bronhouder tot een zorgvuldige afweging van belangen en het nemen van passende maatregelen, maar pleit deze ook vrij als hij dit zorgvuldig heeft gedaan (b) verdere verwerkingen die niet door de beugel kunnen, komen daarmee op het conto van de verantwoordelijken die hier ook daadwerkelijk verantwoordelijk (en aansprakelijk) voor zijn, en (c) het opendatapotentieel van de geo-informatie wordt maximaal benut. De Werkgroep beveelt aan deze wijzigingen te zijner tijd bij wetsevaluaties mee te nemen.
Daarnaast doet de werkgroep een aantal praktische aanbevelingen. Deze liggen op het vlak van interbestuurlijke afstemming, het creëren van praktische hulmiddelen en de voorlichting over de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in de praktijk. Het is immers geen makkelijke kost.
Zie rapport: Impact Assessment van de Algemene Verordening Gegevensbescherming op het geo-werkveld