"In 2024 is de Nederlandse INSPIRE-infrastructuur de basis voor het beantwoorden van de pan-Europese vraag naar geo- en milieu-informatie. Hiermee draagt INSPIRE bij aan het versterken van het klimaat- en milieubeleid. Europese en internationale instanties halen kwalitatief hoogwaardige INSPIRE-data bij de Nederlandse dataproviders (en vice versa). De vraag naar gegevens wordt daarbij leidend, daarom wordt bij het harmoniseren van gegevens prioriteit gegeven aan gegevens waar vraag naar is."
Zo luidt de eerste alinea van de INSPIRE visie. De missie van INSPIRE is het bijdragen aan milieudoelstellingen. Grote milieuvraagstukken hebben vaak grensoverschrijdende oorzaken en gevolgen. Door het makkelijker te maken om elkaars gegevens te vinden, gebruiken en interpreteren, kunnen we milieuvraagstukken sneller en beter oplossen. Om die data uitwisselbaar te maken binnen Europa, is er INSPIRE. In 2021 moet de infrastructuur geheel geïmplementeerd zijn. Hoe moet het dan verder? Met die vraag onder de arm is met betrokken partijen uitgebreid van gedachten gewisseld. Het resultaat is de Nederlandse visie op INSPIRE.
De visie is een gezamenlijk product van de Nederlandse INSPIRE Community; op basis van interviews en sessies met stuur- en klankbordgroepleden en externe deskundigen is een gedeeld beeld ontstaan over de betekenis en toekomst van INSPIRE. De visie geeft richting en houvast voor hoe we in Nederland met INSPIRE om willen gaan.
De bijdrage van INSPIRE
Er bestaat een brede consensus over de bijdrage van INSPIRE aan de Nederlandse SDI. INSPIRE lag onder meer ten grondslag aan PDOK, het Nationaal Georegister en was een vliegwiel voor het open databeleid. De uitgangspunten van INSPIRE - zoals data bij de bron en het creëren van interoperabiliteit op basis van internationale open standaarden – zijn dan ook breed verankerd in het Nederlandse en Europese (open) databeleid.
Tegelijkertijd constateren we dat hoewel de implementatie er in Nederland Europees gezien relatief goed voor staat, dit weinig zegt over het gebruik van de INSPIRE-gegevens en dus niets over het daadwerkelijk verwezenlijken van het doel van INSPIRE. Het INSPIRE-programma heeft zich vooralsnog gericht op (technische) implementatie, in mindere mate op gebruik. Het gebruik neemt de afgelopen jaren weliswaar toe, maar wat het gebruik precies inhoudt en hoe de stijging te verklaren is, weten we eigenlijk niet. Dataproviders zien INSPIRE vooral als verplichting, omdat ze er zelf geen gebruik van maken. Voor hen is de meerwaarde (nog) niet zichtbaar.
Om de potentie van INSPIRE beter te benutten, richt de Nederlandse visie zich op het beter op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod. Deze accentverschuiving leidt tot andere taken en rollen voor de partijen die in Nederland verantwoordelijk zijn voor de implementatie. Geonovum bouwt de technische ondersteuning aan dataproviders voor de implementatie van de drie Annexen af. Tegenover deze grotere eigen verantwoordelijkheid staat voor dataproviders dat BZK/Geonovum meer zullen sturen op het aansluiten op de vraag, eenmalig rapporteren, vereenvoudigen en flexibeler maken van INSPIRE. Dataproviders brengen bestaande internationale communities in kaart en zetten zich in voor synergie tussen de vraag binnen hun beleidsterreinen en het aanbod vanuit INSPIRE.
Voldoen aan vereisten
De controlrol van het ministerie van BZK blijft bestaan. Voor BZK blijven het door de Tweede Kamer vastgestelde taakstellende budget en het blijvend voldoen aan de minimale INSPIRE-eisen randvoorwaardelijk. De systematiek van aanmerken, het control panel en de monitoring blijven bestaan en volgen de Europese eisen. BZK doet een voorstel voor nieuwe governancestructuur vanaf 2020, zorgt ervoor dat INSPIRE verankerd blijft in de Nederlandse SDI, en zoekt aansluiting en synergie met nationale agenda’s en programma’s. Uitgangspunt voor alle partijen blijft dat aan de eisen van de richtlijn moet worden voldaan. Want INSPIRE blijft bestaan.